In de kinderopvangsector en in het onderwijs wordt er al een tijdje vol lof over gepraat: integrale kindcentra of brede scholen, dat zijn pas mooie instituten. Daar gaan we kinderen gelukkiger, completer, zonder leerachterstanden en geheel op maat bewerkt, afleveren. Zelf ging ik er ook lange tijd in mee. Maar, zoals een bekende wijsgeer al zei: elk voordeel heb z’n nadeel. We moeten oppassen dat we het concept niet vol laden met een berg – zeer uiteenlopende – verwachtingen. Daar is het onderwijs nog nooit beter van geworden. Dit artikel werd gepubliceerd in Management Kinderopvang.

ikc1

IKC: geen blauwdruk voor de toekomst

Het integrale kindcentrum wordt door de politiek omhelsd als panacee voor de meest uiteenlopende problemen. Daarin schuilt een gevaar, waarschuwen critici.‘Een oplossing voor werkende ouders is niet automatisch het beste voor kinderen.’

Het ikc is als een hoge hoed vol met ambities. Een greep: doorlopende leerlijn, betere begeleiding van achterstandskinderen, betere aansluiting bij werktijden van ouders, oplossing voor krimp en vergrijzing. Maar sommige betrokkenen uit het veld waarschuwen voor al te grote woorden en verwachtingen. Zoals Marianne Boogaard, die als onderzoeker bij het Kohnstam Instituut onder meer de kwaliteit van de buitenschoolse opvang onderzocht. ‘We moeten wel vragen blijven stellen. Wat willen we er precies mee bereiken, welke uitvoering past bij welk doel?’ Het brede palet aan ambities brengt gevaren met zich mee, aldus de onderzoeker. ‘Dat het ikc een arbeidsmarktinstrument is, is legitiem, maar vraag je wel af: wat is goed voor kinderen?’

Speelse karakter
Een van de belangrijkste risico’s van ikc’s is dat het schoolse karakter de overhand krijgt, denkt Boogaard: de vrije ontwikkeling van kinderen in bijvoorbeeld de buitenschoolse opvang kan makkelijk ondersneeuwen onder de educatie. ‘De vraag is: hoe gaan we dat speelse aanbod bewaken? Hoe voorkom je dat de opvang te zeer verschoolst?’ Ze verwijst naar de aansluiting van het kleuteronderwijs bij de basisschool in de jaren ‘80. Net als nu was er de hoop dat beide systemen elkaar zouden beïnvloeden, maar het omgekeerde gebeurde. Het ligt voor de hand dat de school in een samenwerkingsverband een leidende rol heeft, zegt Boogaard. ‘De buitenschoolse opvang kan best ruimte bieden voor educatie, zeker bij kinderen die dat niet van huis uit meekrijgen. Ook is het mooi dat kinderen in een ikc laagdrempelig muzieklessen, sport en andere brede vorming meekrijgen.’ Maar kinderen moeten hun vrije tijd zelf kunnen vormgeven, betoogt ze. ‘Als iemand eindeloos Kapla wil bouwen, moet dat kunnen. Voor je het weet denkt een pm’er: dat kind loopt achter met taalontwikkeling, laten we er een boekje bij pakken. Het is beter om speels mee te gaan in de activiteit van het kind.’ De bso moet een beetje ‘een woeste wereld’ blijven, vindt zij. Kinderen moeten de vrije keuze hebben met wie ze spelen en hoe lang, zonder tussenkomst van leerkrachten of pm’ers. ‘Een plekje veroveren in de groep hoort bij hun sociale ontwikkeling.’

Zelfbeeld
Mark Siep, directeur van Plukkebol Kinderopvang, ziet als keerzijde het gebrek aan privacy. ‘Hoe eng is het niet als juffen en pm’ers alles over je weten? Stel dat er een verkeerde opvatting over je bestaat die je blijft achtervolgen. Kinderen die gepest worden kunnen nergens heen. Acteren in verschillende werelden is goed voor een kind. Kinderen moeten op verschillende plekken kunnen zijn, met verschillende culturele regels.’ Boogaard sluit zich daarbij aan. ‘Een grote overkoepelende lijn of gedachte is goed, maar het risico bestaat dat kinderen op die manier weinig diversiteit tegenkomen. Het is zó belangrijk om af en toe op een andere plek te komen waar je iemand anders kunt zijn. Een kind dat in de klas wordt gezien als lastig en druk, kan ergens anders juist opvallen als een energiek kind, vol met ideeën.’ Ze gebruikt voor het ikc graag de metafoor van de bakfiets: het is wel een praktische en veilige manier om kinderen mee te vervoeren, maar kinderen missen er ook iets mee, zoals de vrijheid om zelf hun grenzen te verkennen.

Verschraling van het opvangaanbod
Onder ondernemers bestaat de vrees van concurrentievervalsing. Omdat school en kinderopvang verschillend zijn gefinancierd, kan dat zorgen voor vreemde constructies. Schoolbesturen die in een stad of regio één kinderopvangorganisatie aanwijzen als ‘preferred supplier’, sluiten daarmee andere organisaties uit. Een woordvoerder van de brancheorganisatie Kinderopvang reageert desgevraagd dat het ikc geen blauwdruk mag worden. ‘We denken dat het een mooie aanvulling kan zijn op een breed palet met stand-alone bso’s, agrarische bso’s, sport bso’s en noem maar op. Maar het ikc mag geen wettelijk keurslijf worden.’
‘Er zijn nu al scholen die zeggen: als je niet via onze peuterklas binnenkomt, is er straks geen plekje’, reageert Siep. ‘Ik ben bang dat de keuzevrijheid voor ouders straks sterk wordt ingeperkt. Juist de kinderopvang heeft bewezen dat het heel mooie oplossingen kan bedenken, met heel veel smaken, en dat dreigt verloren te gaan.’ Plukkebol heeft bijvoorbeeld een sportbso waarin nauw wordt samengewerkt met een hockeyclub. ‘Maar ik ken ook een schitterende agrarische bso in de bossen. Kan die blijven voortbestaan als een ikc in de buurt alle kinderen naar zich toe trekt?’

Onderzoek
Laatste punt is de bijna morele argumentatie voor ikc’s. De stelling dat elk kind een ontwikkelrecht krijgt – principe 2 uit Kindcentra 2020 – bezorgt Boogaard de kriebels. ‘Kinderen hebben altijd en overal recht om zich te ontwikkelen, dat is niet iets waarin exclusief ikc’s kunnen voorzien.’ Al die hoogstaande ambities worden nog nauwelijks onderbouwd met onderzoek. Uit een onderzoek uit 2014 van de Universiteit van Maastricht naar Community schools (brede scholen) bleek dat intensieve samenwerking tussen school, kinderopvang en buurt niet aantoonbaar leidde tot betere onderwijsprestaties. Boogaard: ‘Met al die verschillende ambities wordt het straks lastig om aan te tonen dat ikc’s aan hun doelstellingen voldoen. Neem de gedachte dat een doorgaande lijn goed is. Dat kan zo zijn, maar voor wie en wat precies? Als ikc’s alle doelen per locatie verschillend gaan invullen, kun je straks moeilijk iets zeggen over opbrengsten in het algemeen – kijk maar naar de vve. Er is nooit één oplossing voor alles, helaas. Of gelukkig.’

Gepubliceerd in Management Kinderopvang, maart 2016.