Na de Oldambter boerderijen  voor Elsevier Juist een reportage over de toestand van de Amsterdamse boerderij, voor (natuurlijk) het Parool. Want hoewel je zou zeggen dat al die boerderijen rondom de hoofdstad zonder problemen gretig aftrek vinden, is er toch hier en daar sprake van verval. Of ingrijpende verhernieuwbouw, om met de Familie Doorzon te spreken. Een tussenvorm lijkt er nauwelijks te zijn.

Klarenbeek voor de verbouwing

Van ruïne naar boerderette

Van de honderden boerderijen die Amsterdam enkele decennia geleden nog rijk was, is maar een fractie over. De rest is onherkenbaar verbouwd tot boerderette of afgebroken. Een enkel exemplaar wordt op de valreep gerestaureerd. ‘Bij de buurman is het wel erg poenerig geworden.’

 Bij veel toerfietsende en watersportende Amsterdammers zal het deels zeventiende eeuwse, deels negentiende eeuwse rijksmonument Klarenbeek geen onbekende zijn, idyllisch gelegen aan de Amstel tegenover café ‘t Kalfje. Passanten kunnen’s zomers theedrinken in de theetuin onder het dak van de oude hooiberg en er is een winkeltje met producten uit de biologische moestuin. Maar tot afgelopen zomer lag de boerderij erbij als een bouwval. De houten kozijnen van het kleine voorhuis waren weggerot en er zaten scheuren in de gevel. De stal direct erachter was rijp voor de sloop. Boer Anton Jansen (71) had met de bedrijfsbeëndiging in zicht weinig aan onderhoud gedaan. Nadat hij zijn boerderij in 2006 had verkocht aan woningcorporatie De Keij zodat zorgorganisatie Cordaan er een ‘stadslandgoed met zorgboerderij’ in kon beginnen, stond de boerderij nog eens drie jaar leeg, wat het verval verder bespoedigde. Jansen kon het niet goed aanzien. Waar de gepensioneerde boer de eerste jaren nog regelmatig met zijn hond een kijkje kwam nemen en hier en daar wat tips te geven (‘om af te kicken’), bleef hij de laatste tijd weg.

De familie Jansen begon in 1929 in de Grote Duivendrechter Polder een melkveebedrijf met twintig koeien. In die tijd liep het land in lange stroken, weren genoemd, helemaal door tot aan Duivendrecht. Twee ‘weertjes’ breed was hun land. Na de aanleg van de A2 in 1953 werd de landbouwgrond aan beide zijden van de toen nog rustige snelweg herverkaveld onder de boeren van Amsterdam en Duivendrecht. Eerst nam de oudste zoon het bedrijf over, maar uiteindelijk bleek broer Anton de échte boer. ‘Ik had er aardigheid in.’ Op een gegeven moment werd het werk voor de boer te zwaar. Twee jaar lang piekerde hij over een nieuwe bestemming voor de boerderij. Kinderen hebben Jansen en zijn vrouw niet, en voor het boerenbedrijf is in het gebied weinig perspectief. Boeren kunnen tegenwoordig alleen overleven als ze groeien of bijklussen – en voor groei is rond Amsterdam geen ruimte.

Van de vroegere Amsterdamse boerderijenrijkdom is nog maar een schim over. Slechts 18 procent van de 167 boerderijen heeft nog een agrarische bestemming. Het is hier met de boerderijenleegstand de laatste decennia hard gegaan, misschien nog wel harder dan elders in Nederland. Waren er in de jaren tachtig in Holysloot ruim tachtig boerderijen in bedrijf, in 2003 nog maar twee. Ook landelijk verliezen steeds meer boerderijen hun functie. Gemiddeld komt in Nederland ongeveer dagelijks een boerderij leeg te staan. Momenteel zijn er in totaal ongeveer 68.000 boerenbedrijven over.

Van alle Amsterdamse boerderijen is eenderde in matige tot slechte staat, blijkt uit onderzoek dat Monumentenmonitor uitvoerde voor Het Parool (zie kader). De problemen beginnen vaak al vóór de leegstand, als de boer beseft dat er voor zijn bedrijf geen toekomst meer is en het onderhoud laat versloffen. Na verkoop volgt sloop of een dure renovatie, en niet iedereen heeft daar zin in. Een groot deel van de onderzochte boerderijen is nauwelijks meer als boerderij te herkennen, vertelt onderzoeker Jan-Hylke de Jong. ‘Veel zijn zo ingrijpend verbouwd dat er eerder sprake is van nieuwbouw. Vaak is hun oorspronkelijke bouwjaar ook uit de basisadministratie verdwenen.’ Het slijten van een karakteristiek boerderijtje is in Amsterdam en directe omstreken nooit een probleem geweest. Maar omdat het merendeel geen monumentenstatus heeft, kunnen de nieuwe eigenaren naar hartelust karakteristieke eigenschappen om zeep helpen. En als het verval eenmaal ver genoeg gevorderd is, biedt ook een monumentenstatus maar een beperkte bescherming.

Slapen in de stal

‘Als ik mijn boerderij ’s ochtends te koop had gezet, zou die s’avonds al zijn verkocht aan een projectontwikkelaar’, zegt boer Jansen. Dat gebeurde met de boerderij van zijn oude buurman een paar panden zuidwaarts. Die staat nu te koop voor bijna vier miljoen euro als ‘woonboerderij met gastenverblijf’, met een akelig strak gazon. Maar Jansen, een aanstekelijk enthousiaste man met bergschoenen en spijkerbroek, wilde graag ‘iets maatschappelijks’. Toevallig kwam hij na zijn dagelijkse meditatieles in Zuid – ja, hij mediteert, hij kan het iedereen aanraden – in gesprek met een Cordaan-directeur, en zo ging het balletje rollen.

Uit de as is iets moois verrezen. De gevel van het voorhuis is hersteld en daarachter is een nieuwe stal opgetrokken in dezelfde stijl als voorheen, met de originele dakpannen. Arco Kemp, de boomlange coördinator van de zorgboerderij voor Cordaan, zwaait de staldeur open. De houten spanten en gebindten die het dak ondersteunen zijn gerestaureerd of vernieuwd. Bij de nieuwe palen is zelfs de versmalling onderaan de op stenen voeten rustende palen, veroorzaakt door schurende koeiennekken, nagemaakt. Ook de oude voorraad- en turfkelder zijn intact, compleet met antieke plavuizen. ‘Oioioi’, zegt Jansen. Hij klopt Kemp op de schouders. ‘Joh, wat is het mooi geworden.’ Hij wijst naar de plek waar hij vroeger sliep met zijn drie broers – op een verhoging, pal boven de koeien. Zijn zeven zussen sliepen binnen op zolder. ‘Het was natuurlijk ongezond, want de beesten hadden vroeger veel meer ziektes. Ik heb er nog tbc opgelopen. Maar de stal gaf wel warmte. Op zolder vroor het soms zo hard dat je ’s ochtends wakker werd in een laagje ijs.’ Door het raam zien we de moderne stal met ondergrondse mestkelder, die Jansen in 1995 bouwde ter vervanging van de oude melkstal. Deze kwam leeg te staan.

klarenbeek

De familie Jansen woonde nauwelijks in het voorhuis. Warm blijven, dat deden ze in de keuken, een kamertje ingeklemd tussen voorhuis en stal. Daar was het ‘beregezellig’, vertelt Jansen. ‘Je moest vechten om een plaatsje.’ De woonkamers maken een onaffe indruk. Grote krammen houden een scheur in de muur in bedwang; de muren vormen een collage van baksteen, planken en oud behang. Het voorhuis is bestemd tot onderkomen van de beheerder van de zorgboerderij. ‘Er was minder budget voor deze ruimte’, zegt Kemp. ‘De zorgboerderij komt op de eerste plaats.’ Eén van de twee bedstedes wordt verbouwd tot badkamer. Als Jansen de hoge plafonds ziet, kreunt hij. ‘Die houten balken zijn mooi, maar je stookt je een ongeluk. Daarom heb ik er destijds een verlaagd plafond in gedaan.’ De nieuwe ramen hebben enkel glas, want dubbel glas mocht niet van Monumentenzorg. En dat terwijl er hier op propaangas gestookt wordt. ‘O, betaalt Monumentenzorg ook de energierekening?’, grapt Jansen.

Stadse onverschilligheid

Niet iedereen vindt een investeerder die zin heeft in een kostbare restauratie; het afbreken van oude schuren en stallen en retro-nieuwbouw is dan financieel veel aantrekkelijker. Menig projectontwikkelaar krijgt dollartekens in de ogen bij het zien van een bouwvallig exemplaar. Vooral in Amstelland, Walhalla voor makelaars, zijn oude boerderijen niet veilig. Neem de negentiende eeuwse monumentale boerderij Oranjevelt, dat een stukje noordwaarts langs de Amstel ligt. Het voorhuis ligt er kaal en onderkomen bij. Van de originele melkstal erachter zijn alleen een paar met landbouwplastic bedekte muren over, die zich wanhopig lijken vast te klampen aan het voorhuis. De makelaar adverteert al een paar jaar op Funda met ‘riante bouwkavels.’ Inclusief bouwvergunning 999.000 euro, eventueel in combinatie met een kavel ernaast voor 799.000 euro. De artist impression toont een soort ranch met twee moderne nieuwbouwvilla’s en een zwembad. Het oude voorhuis figureert als wijnkelder of atelier.

Een stuk verderop richting Oudekerk vinden we Over-Amstel, onlangs verkocht aan een projectontwikkelaar. Het stalgebouw dat traditioneel aan het voorhuis vast zit, heeft een dak van gatenkaas. Er liggen stukken zeil overheen, verzwaard met bakstenen.

‘Jammer is het wel’, zegt Henk Stam. De gebroeders Stam zijn mannen van weinig woorden. Henk is een wat zorgelijk kijkende, lange man in een blauwe overal. Zijn oudere broer Ad – grijze baard, wit T-shirt – is wat gemoedelijker. Ze zijn geboren in een gezin van zes kinderen. Toen Henk twaalf was, nam hun oudste broer het bedrijf over. Om plaats te maken trokken vader, moeder en vijf kinderen zich terug in een nieuwgebouwde bedrijfswoning op het erf. In dat huis direct naast het voorhuis wonen de broers nog steeds, met z’n tweeën.

Van kinds af aan hielpen de twee mee op de boerderij met melken, voederen en mest uitrijden. ‘Ad had ook wel boer willen worden’, zegt Henk. ‘Maar ja, er was maar plek voor één.’ Ard was chefkok bij restaurant ’t Deurtje in Ouderkerk; Henk is eigenaar van een autobedrijf. Vorige zomer veranderde alles. Toen verhuisde hun neef Adri, opvolger van hun broer, het familiebedrijf naar Friesland. Sindsdien wordt het voorhuis, dat verkocht is aan een projectontwikkelaar, bewoond door een tijdelijke huurder. ‘Onze neef kon hier niks meer beginnen’, zegt Henk. ‘De bank werkte niet mee aan nieuwe stallen of herstel van schuur en voorhuis, die alleen maar slechter werden. Het land lag onpraktisch verdeeld over twee plekken. Het boeren wordt je in Nederland onmogelijk gemaakt; je bent alleen nog maar administrateur, met al die regels.’

Amsterdam is in de loop der jaren niet bepaald zorgvuldig met de omringende boerenbedrijven omgegaan. Als een soort Sovjet-republiek sloopte de gemeente vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw rücksichtsloos boerderijen ten bate van woningbouw, industrie, spoorwegen en recreatie. Vaak onnodig; in plangebieden werden sommige boerderijen op voorhand uitgekocht en gesloopt voor ontwikkelingen die vervolgens uitbleven. Bureau Monumenten en Archeologie constateerde in een rapport in 2003 dat deze ‘tabula rasa’-methode heeft geleid tot een onnodig grote uitdunning van het boerderijenbestand. In de Bijlmermeer hadden bijvoorbeeld alle boerderijen langs de Gaasp en de Weespertrekvaart bewaard kunnen blijven. Sloten, Watergraafsmeer en een deel van Nieuwer-Amstel werden bestemd voor wonen, terwijl Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp werden aangekocht voor een uitbreiding van de industrie in Noord. Nog altijd is de gemeente eigenaar van tientallen boerderijen. Stadsdeel Nieuw West bijvoorbeeld heeft er nog elf in bezit, waarvan er nog vijf als boerderij in gebruik zijn.

 Voerderbak met waterpomp

Het is stil op het grote erf. Vorige zomer haalde Henk voor de allerlaatste keer de koeien op uit de wei. Inboedel, landbouwmachines en honderd stuks koeien en jongvee werden met een vrachtwagenkaravaan naar Friesland getransporteerd. Ad laat op zijn laptop een foto zien van de koeien. Met rode ogen kijken ze in de camera. ‘Ik kende al het jongvee dat in de wei stond. Ze kwamen altijd meteen naar het hek als ik door de weilanden fietste.’ Ook van het voorhuis heeft hij foto’s gemaakt. Bijvoorbeeld van de kleurrijke Jugendstil-plafondschilderingen van een paardenhoofd en een koeien-, schapen- en een varkenskop, omlijst door gebeeldhouwde bloemen.

Zoals de meeste boeren in de omgeving hield de familie Stam ook een varkens, schapen en kippen, en in de kelder was een kazenmakerij. In de oude stal achter het voorhuis van Over-Amstel staat nog steeds de negentiende-eeuwse stenen voederbak met waterpomp. ‘Hier werden maïs, lijmmeel en pulp vermengd met pompwater uit de Amstel’, legt Henk uit. ‘Slobber heette dat.’ De mest in de ‘geut’ schoven ze naar de achterkant, waar in een sloot een praam klaarlag, zodat de mest met een soort sleetje over het land verspreid kon worden.

Achter twee grote, moderne stallen is er vrij uitzicht over de weilanden. In de verte zoeven de auto’s in lange rijen over de A2 voorbij. ‘Vroeger zag je vanuit hier de twee kerktorens van Duivendrecht’, vertelt Henk. ‘Ons land kwam uit bij het het Zwarte Laantje, waar je nu het Ajax-stadion ziet. Onze buurman was een boer uit Duivendrecht.’ Henk wijst naar het zuiden. Af en toe dreven de boeren hun kudde over het viaduct over de A2 naar het hiernaastgelegen land. ‘Dan bleven ze hier een paar dagen om te melken. Dat kun je je nu niet meer voorstellen.’ 

Op de dijk wordt Henk bijna omver gereden door een meisje dat voorbijracet op de fiets terwijl ze roeiaanwijzingen brult door een megafoon, terwijl van de andere kant een hardloper met koptelefoon langs sprint. Wat de ontwikkelaar voor plannen heeft, weet Henk niet. Hopelijk wordt het niet zo’n overdreven sjieke boerderette die niets over laat van het verleden. ‘Ik spreek onze oude buurman nog wel eens. Zijn oude boerderij is nu veranderd in een veel te moderne woonboerderij. Als hij erlangs rijdt, durft hij haast niet te kijken.’

Hoe staat het met de boerderij?

Aantal boerderijen (voor 1965)            167

Herbestemd                              82 %

Goede staat                              25 %

Redelijk                                    44 %

Matig                                       24 %

Slecht                                       7 % (Monumentenmonitor)

Amsterdam telt nog 167 boerderijen; daarvan is 18 % in bedrijf. Er zijn 16 rijks- en 11 gemeentelijke monumenten. Van de 55 boerderijen die in 2003 werden voorgedragen als monument, zijn slechts 15 in behandeling genomen; de procedure loopt nog. Uit onderzoek van Monumentenmonitor blijkt dat eenderde van alle boerderijen in matige tot slechte staat verkeert. Nog maar 18 % heeft nog een agrarische bestemming. ‘Het verval doet zich vooral voor bij boerderijen in overgangssituaties, waar de boer nog wel woont maar niet meer in bedrijf is’, zegt onderzoeker Jan-Hylke de Jong. Van alle boerderijtypen rond Amsterdam – stolpboerderijen, hooihuisboerderijen, kapbergen en Amstellandse hallehuisboerderijen – zijn de goed bewaarde stolpen ten noorden van Amsterdam in de meerderheid. Uit een rapport over Monumentale boerderijen in Amsterdam dat werd uitgevoerd in opdracht van BMA (2003) bleek dat het met het behoud van de boerderijen boven het IJ beter gaat dan onder het IJ. Ironisch, want vroeger bevonden de meeste rijke boeren zich in Amstelland.

Verschenen in: PS vd Week Parool, 15-2-2014

Zie ook: Wie houdt de Oldambter boerderijen overeind? (Elsevier Juist)

De promovideo van Cordaan