Elke lente dienen ze zich weer aan, die knuffelbare en gezellige tuinterroristen. Een typisch grotestadsfenomeen. Geschreven voor Vrij Nederland:

Guerrilla Gardeners veroveren de openbare ruimte in Nederland

Het gedachtengoed van guerilla gardening is populair in Nederland. Illegaal tuintjes maken in de openbare ruimte, dat vinden we sympathiek. En tuinterroristen gaan zelden de confrontatie aan. ‘Ik overleg altijd even met de stadsecoloog.’

Met zijn zwarte bakkersfiets en een grote gieter rijdt Geert Baven vanavond zes keer heen en weer tussen het Groningse Winschoterdiep en een groot stuk braakliggend terrein, dat hij heeft getransformeerd tot tuin. Hij doet aan guerilla gardening: het illegaal aanleggen van tuintjes op verwaarloosde plekken in een stedelijke omgeving. Vanaf maart komt hij hier wekelijks. Dit rommelige semi-industriegebied met parkeerterreinen, een stadion, een casino en een wokrestaurant leent zich daar uitstekend voor. Zijn woonboot ligt even verderop, aan de kade. ‘Ik stoorde me aan de kaalheid van die plek’, zegt Baven. ‘Ik maak een statement. Als de overheid het erbij laat zitten, moeten we niet passief wachten, maar zelf de spade ter hand nemen.’ Hij merkt dat hij nu al met een andere blik naar zijn omgeving kijkt. ‘Het doet goed om als individu zo’n groot terrein gewoon onder handen te nemen, in deze totaal dichtgeregelde samenleving.’
De plantjes die hij in eerste instantie had neergezet, legden door de droogte binnen twee weken het loodje. ‘Het water was niet aan te slepen.’ Inmiddels gaat hij alleen tuinieren als het de volgende dag regent. De flink ingeklonken grond maakt hij los met een cultivator, een drietenige vork. Het resultaat van zijn inspanningen begint langzamerhand ook voor passanten zichtbaar te worden. In het midden van het twee hectare grote terrein bloeien kleine papaverplantjes van tien verschillende soorten. In augustus zal het terrein helemaal rood kleuren, hoopt hij, met een randje geel van de zonnebloemen. Het is best een klus om iets te doen dat vanaf de boulevard opvalt. ‘Ik wil er een soort land-art project van maken, met vormen die kunnen opboksen tegen de dominante gebouwen in de buurt’, zegt Baven. ‘Organische vormen tegenover keurige rechte lijnen. Hier komen de papavervelden van Groningen.’

Illegaal spitten

De bakermat van Guerilla Gardening is New York, waar politiek geëngageerde stedelingen in 1973 tomatenplanten op een stuk braakliggend terrein lieten groeien. Sindsdien wordt er in wereldwijd wild getuinierd om de meest uiteenlopende redenen. Om de bestaande orde omver te werpen, een nieuw voedselsysteem op touw te zetten of simpelweg meer gezelligheid in de buurt te creeëren. De Brit Richard Reynolds – in het dagelijks leven werkzaam bij een reclamebureau – gaf een belangrijke impuls aan het fenomeen met zijn populaire website guerillagardeners.org. Later verscheen zijn boek On Guerrilla Gardening: A Handbook for Gardening Without Boundaries. Daarin worden bijna negentig steden genoemd, waaronder Amsterdam en Rotterdam, waar tuinterroristen actief zijn.
Op het forum kunnen actievelingen per land bondgenoten zoeken om verwaarloosde plekken onder handen te nemen. Reclaim public space!’, roept Reynolds hen op. De terminologie is stoer met een knipoog: groene strijders aller landen worden onder de wapenen geroepen, om te strijden tegen het asfalt. Koketteren met militant actiegevoel, terwijl je bloemetjes om je heen verspreidt – dat is een aansprekende combinatie, moet de reclameman zich gerealiseerd hebben. Ook zelf trekt hij er ’s nachts op uit, tot de tanden gewapend met schepjes en kruiwagens. En met zaadbommen; zelf geknede ballen van mest, aarde en zaadjes, die ideaal zijn voor snelle acties en het hit and run-gevoel.

Guerilla gardeners opereren bij voorkeur ’s nachts, want formeel is het illegaal om zomaar in de openbare ruimte te gaan spitten, of in andermans tuin. Boetes worden er zelden uitgedeeld, maar het is vervelend genoeg om je spullen af te moeten staan. Ook Baven werkt vooral in het donker, al is het maar om niet voortdurend commentaar van voorbijgangers te krijgen. ‘Ik kijk eerst goed of er gesurveilleerd wordt. Daarna probeer ik m’n werk in twee uur af te ronden.’ De Groninger bewondert Reynolds, en zou het liefst een actieve community in het leven roepen. Maar het valt niet mee om mede-tuiniers te vinden die voor het goede doel ’s nachts de wekker willen zetten. ‘Ze willen wel, maar op het laatste moment hebben ze geen zin. Of ze zijn bang dat ze gepakt worden.’ Pas onlangs heeft hij één kompaan gevonden, via Twitter. Op confrontaties is hij niet uit. ‘Ik richt geen schade aan, tenzij ik zaden plant die tot de ‘invasieve soorten’ worden gerekend. Dat check ik bij de stadsecoloog. Die vindt het alleen maar mooi, vooral als ik soorten plant die planten en vlinders aantrekken. Hij zegt: “Je kunt daar toch niets verpesten.”’

Stokrozen en usb-kabels

Het Nederlandse forum voor guerilla gardeners wordt ondersteund door Groen Links. In april organiseerde het een landelijke dag voor guerilla gardening. Een succes, maar sindsdien is het rustig op dit forum. Toch zijn er her en der regelmatig initiatieven van enthousiaste eenlingen, die iets groens in hun eigen straat willen doen. ‘Ik doe heel erg graag mee’, reageert een Utrechtse op een oproepje op Guerillagardeners.org. ‘Mijn specialiteit: ik zaai overal stokrozen!’ Een ander kondigt aan dat ze de zaadjes van haar zonnebloemen gaat verzamelen. En een bewoner van IJburg heeft een suggestie voor een plek in zijn buurt. ‘Ik weet hier een stukje dat ernstig toe is aan vrolijkheid. Ik fietste er laatst en werd helemaal depri van al het cement, de rechte lijnen en die lelijke nieuwbouw die ze daar hebben neergezet.’
Zelf doen, dat sentiment slaat aan bij met name de grote-stadsbewoners. Nu in steden als Amsterdam en Rotterdam steeds meer jonge gezinnen in de stad blijven wonen (zoals blijkt uit lokaal onderzoek) en het meestal zonder eigen tuin moeten stellen, is de behoefte aan stedelijk groen aan het exploderen. Tekenend zijn de talloze initiatieven voor het aanleggen van stadsmoestuinen en het zelf plukken van eten in de stadsnatuur. Studenten, ouders met kinderen en middelbare dames zonder activistisch verleden zijn ineens voor ludiek acties te porren. Want tegen zoiets innemends en constructiefs als guerilla gardening kan eigenlijk niemand zijn.

Het is maart, en nog koud. In een plantsoentje vlakbij de Amersfoortse Koppelpoort staat een groepje mensen met fietsen, emmers, scheppen en kruiwagens. Een vrouw heeft een mand aan haar fietsstuur met daarin een plastic bak gevuld met zaadbommen, met één ontkiemde als demonstratiemodel. Het groepje is bezig met een guerilla gardening-actie op klaarlichte dag, in het kader van het landelijke, idealistische evenement 7days of inspiration. In het plantsoen worden onder andere smeerwortel (‘een fijne bodembedekker’), lijsterbes, spiraea en tulpenbolletjes geplant. Margriet Zijp (69) vertelt dat ze iets wil doen aan de dorheid van de stad. ‘Zelf heb ik een moestuin en een dahliatuin, maar in mijn buurt zie ik steeds minder tuin en steeds meer steen.’ Een andere vrouw geniet enorm van het samen dingen doen. Gniffelend: ‘En van het feit dat we hier geen toestemming voor vragen.’ De groep heeft als opwarmertje een lezing gehad van een een negentigjarige stadsgenoot die al zijn hele leven overal stokrozen plant; een soort guerilla avant la lettre. ‘Hij maakt ze stormvast met usb-kabels, wint het zaad eruit en topt ze af’, zegt de oudere dame. ‘Kostelijk, de hele stad zit eronder.’
Naast een boom wordt een eetbaar struikje geplant. Komt dat eetbaars straks niet onder de hondenplas te zitten? Serai Bressers (36), een van de twee organisatoren van deze actie, stelt gerust: ‘Ik heb het nagevraagd bij een collega, maar hondenplas en roetaanslag kun je er zó af wassen, schijnt het.’ In het dagelijks leven houdt Bressers zich bezig met permacultuur, een ecologische beweging die pleit voor ‘een betere samenwerking tussen mens en natuur.’
‘Wat zijn we toch keurig, dat we binnen de boomspiegels planten’, verzucht opbouwwerker Magda Bannink. Sinds ze kinderen heeft, vindt ze planten in de stad erg belangrijk. Toen ze laatst de gemeente belde om te horen of er gemaaid werd in de middenberm van een grote autoweg, kreeg ze geen antwoord. ‘Als er gemaaid wordt, heeft het geen zin om zaadbommetjes te gooien.’ Haar buurvrouw knikt: ‘Jaarlijks plant ik een vlinderstruik voor mijn deur, en die wordt iedere keer platgemaaid. Die groen-ambtenaren kunnen niet voor zichzelf denken.’
Eén voor één gooit het groepje zaadbommen op een slooplocatie achter een hek. Helaas zijn er geen bordjes met ‘het groen legioen’meer, dus de ingrepen in de openbare ruimte vallen nauwelijks op. Na overleg worden er op een rommelig strookje achter een parkeerplaats aardperen geplant. De aardpeer – een vergeten groente – is een fijne plant omdat hij gemakkelijk groeit, eetbare vruchten draagt en ‘onuitroeibaar’ is. Voor tuinbonen geldt hetzelfde, zegt Corlijn de Groot, die met Bressers de actie voorbereidde. ‘Geniaal in hun eenvoud, en met een hele mooie bloem.’

De sociale media spelen een belangrijke rol voor de activistische tuinier. Op Facebook en Twitter buitelen de groene initiatieven over elkaar heen. De Groot onderhoudt met een kennis een weblog over stoer tuinieren, De Groene Vinger. De zaadjes en plantjes van vandaag zijn afkomstig van haar goed lopende online ‘ruiltuin.’ ‘Tuinieren is het nieuwe koken, hoorde ik laatst iemand zeggen’, zegt De Groot. ‘Het heeft iets te maken heeft met de romantiek van helemaal zelfvoorzienend zijn. Die had je in de jaren zeventig, en mijn generatie vindt het wiel opnieuw uit.’ Nieuw is dat ook flatbewoners tegenwoordig de natuur in huis halen. ‘Kijk maar naar al die plannen voor stadslandbouw in gebouwen en op daken.’ Een man die zijn tweejarige kind bij zich heeft, knikt. ‘Mijn zoon kent alleen groente uit de supermarkt, dat wil ik veranderen. We wonen in een flat, dus hebben we een bak met een mini-moestuin op ons balkon aangelegd.’
De finish van de tocht is de tuin van een voormalig schoolgebouw in de achterstandswijk Kruiskamp, waar nu een tweedehands-kledingbank zit. Langs een sloot wordt een kruidentuin aangelegd, met citroenmelisse, rozemarijn en bieslook. ‘Dit is denk ik een framboos’, mompelt Bressers, terwijl ze een plant uit de kruiwagen haalt. Geen van de voorbijgangers op het fietspad stopt om te kijken wat het groepje tuiniers precies aan het doen is, en ook bij de huizen aan er tegenover komt niemand poolshoogte nemen. ‘Wij doen dit in alle openheid, want we zijn redelijk braaf’, zegt Corlijn de Groot. Maar de meningen verschillen. ‘Net nog haakte een deelnemer af omdat ze de organisatie te anarchistisch vond.’

Je eigen zaadbommen

Recept voor zelf maken: 5 delen klei, 1 deel compost en 1 deel zaadmix (wilde bloemen, zonnebloemen of ander planten- of bloemzaad naar keuze). Meng bloemzaad en compost in een grote bak. Doe de klei erbij, zonodig wat water, en kneed alles tot een massa. Haal daar kleine balletjes van ongeveer drie centimeter doorsnee uit, en laat ze drogen.
Zelf kopen kan ook, zoals bijvoorbeeld de flowerbomb bij bouwmarkt eco-logisch, www.eco-logisch.nl. Bewoners van Los Angeles hebben het helemaal makkelijk: zij kunnen zaadbommen uit een voormalige snoepautomaaten halen die over de stad verspreid staan. Op www.thecommonstudio.com kunnen zaadbommengooiers die in de VS actief zijn, aangeven waar ze hun goede werken verricht hebben. Zie ook Youtube: how to make a seedbomb.
www.guerillagardening.org, www.guerillagardeners.nl, www.degroenevinger.net

© Annette Wiesman, juli 2011 voor Vrij Nederland